Vanuit de aorta stroomt een deel van het bloed met de heroïnemoleculen richting de hersenen. Als de heroïne rechtstreeks in een ader gespoten is gaan er geen moleculen verloren. De heroïnemoleculen komen daardoor allemaal rond dezelfde tijd aan in de hersenen.
Er is dan een ‘piekconcentratie’; een plotselinge grote hoeveelheid heroïne in de hersenen. Daardoor merk je een sterk effect wat ook wel ‘flash’ wordt genoemd. De flash na het injecteren van heroïne is sterker dan bij roken, chinezen of snuiven.
Als de heroïne in spierweefsel is gespoten komen de moleculen niet allemaal tegelijk, maar geleidelijk aan in de hersenen. Daardoor is de flash ook minder. Als de heroïne vlak onder de huid wordt gespoten duurt het nog langer voordat de heroïne concentratie in het bloed een piek bereikt. De flash wordt daardoor nog meer afgezwakt.