Om alcohol te maken wordt gebruik gemaakt van een klein organisme dat suikers uit vruchten om kan zetten in alcohol. Dit organisme heet gist. Naast alcohol ontstaat er ook koolzuurgas (de belletjes in bier en champagne).
Alcohol kan ook uit granen (bijvoorbeeld gerst) worden verkregen, maar dan moet het zetmeel in die granen eerst omgezet worden in suikers. Door gisting kan een alcoholpercentage van 15 procent bereikt worden. Bij dat percentage sterft de gist.
Om hogere alcoholpercentages te krijgen wordt de drank verhit, waardoor de alcohol verdampt. De damp wordt opgevangen en afgekoeld tot een oplossing met een hoger alcoholpercentage. Dit proces wordt destillatie genoemd.