Bij het snuiven wordt meestal op een vlak oppervlak, zoals een spiegel, een ‘lijntje’ neergelegd. Vervolgens wordt een neusgat dichtgehouden en wordt in het andere neusgat door een kokertje (snuifbuis) de cocaïne naar binnen gesnoven. Als dit kokertje al door een ander gebruikt is, bestaat de kans dat je besmet raakt met hepatitis.
Na het snuiven komt de cocaïne op het neusslijmvlies terecht. Het poeder lost op, waardoor de cocaïnemoleculen in contact komen met de bloedvaatjes in het slijmvlies. De moleculen kunnen gemakkelijk door de wand van deze bloedvaatjes heen.
Uiteindelijk komt ongeveer 60 procent van de cocaïne in het bloed terecht. De overige cocaïnemoleculen en de versnijdingsstoffen in de cocaïne die niet oplossen, worden via de slokdarm afgevoerd naar de maag.