Bij het injecteren gaat de naald door de huid en in de ader. Om zeker te weten dat het een ader is, haalt de gebruiker de zuiger van de spuit meestal eerst naar achteren. Als er dan bloed in de spuit komt, weet hij zeker dat de spuit in een ader zit. Vervolgens wordt de zuiger naar beneden gedrukt en komt alle cocaïne direct in het bloed terecht.
Cocaïne is meestal vermengd (‘versneden’) met allerlei stoffen. Zo lijkt het alsof er meer cocaïne is, waardoor het meer geld opbrengt. Als je het direct in een ader injecteert, krijg je dus ook alle versnijdingen en verontreinigingen binnen. Sommige kunnen bloedstollingen of klonteringen veroorzaken, waardoor aders kunnen verstoppen met een infarct als gevolg.